Ga naar de inhoud

De toga

Rechters, officieren van justitie, griffiers en advocaten dragen in de rechtszaal dezelfde officiële werkkleding; een zwarte toga met een witte bef. Waar komt dit gebruik vandaan?

De toga komt uit de Romeinse tijd. Het woord toga komt uit het Latijn en betekent: bedekking, bekleding. Latijn was de taal van het oude Rome. Keizer Julius Caesar bestuurde het Romeinse Rijk en een raad van oude wijze mannen hielp hem; de senaat. Daar zaten boeren in en mensen van adel. Om ervoor te zorgen dat ze allemaal gelijk waren, kregen ze een smetteloze witte toga.

Dat de toga van zwarte stof is gemaakt hebben we te danken aan Napoleon Bonaparte van Frankrijk die in zijn wetten en decreten minutieus voorschreef hoe rechterlijke ambtenaren en advocaten zich moesten kleden. kledingvoorschriften opstelde voor de rechtszaal.
De Nederlandse toga is zwart en gemaakt van effen zijde. De toga wordt gedragen met een geplooide witte bef. Dat een toga moet worden gedragen is vastgelegd in een Koninklijk Besluit van 22 december 1997. Hierin is ook tot in detail vastgelegd hoe een toga moet worden gemaakt: “de toga is een lange, wijde mantel met een opstaande boord van 4 centimeter. Gemaakt van zwarte stof, neerhangend tot ongeveer 10 centimeter boven de grond. In het midden van de achterzijde van de kraag, even als zijwaarts boven aan de mouw, zitten plooien. Aan het eind van die wijde mouwen zit een omslag van 20 centimeter. Aan de voorkant, om de 5 centimeter zit een kleine zwarte knoop.”

De toga wordt boven de normale kleding gedragen en is ondoorzichtig zodat van de normale kleding hooguit de schoenen zichtbaar zijn. Toga’s lijken op het eerste gezicht allemaal gelijk. Maar, hoe hoger de functie in de rechtszaal, hoe mooier de toga. Rechters en officieren van justitie bijvoorbeeld hebben een wat luxere toga, met o.a. zijden banen.

Omdat kleren het eerst vies werden van boven en er geen stomerijen waren moest men iets hebben wat gemakkelijk over de kleding heen gedaan kon worden. Dat werd een befje. Door een befje te dragen werd de eigen kleding niet vies; het fungeert dus als een soort slabbetje. Het befje zoals dat vandaag de dag gedragen wordt bestaat uit twee reepjes stof van elk 30 cm lang en 10 cm breed met daarin 11 plooien.